Interview met Reinhilde Pulinx

door Mirjam Jochemsen

 

Reinhilde Pulinx

Reinhilde Pulinx

 

Reinhilde promoveerde als doctor in de Taalkunde en in Gender & Diversiteitsstudies aan de Universiteit Gent. In haar loopbaan zijn diversiteit, sociolinguïstiek en sociale participatie steeds meer met elkaar verbonden geraakt. Een aantal jaren geleden kwam daar ook mindfulness bij. Tegenwoordig is Reinhilde als onderzoeker verbonden aan de Hogeschool UCLL in Leuven, en sinds kort is ze ook lid van de VMBN-wetenschapscommissie.

– Net nu de VMBN ‘Vlaanderen’ van haar naam af heeft gehaald omdat mindfulnesstrainers zich in Vlaanderen zelf beginnen te organiseren, verbind jij je als Vlaamse aan de VMBN. Hoe komt dat?

Dat is min of meer toevallig zo gelopen. Jolien Posthumus vroeg mij te komen spreken bij de Open dialoog ‘Mindfulness en racisme’ op 12 augustus vorig jaar in de Rode Hoed. Dit naar aanleiding van de publicatie van mijn eerste boek ‘Mindfulness in Superdiversiteit’. Daarna raakte ik als vanzelf betrokken bij de taskforce Diversiteit & Inclusie (D&I) die als uitloper van die avond werd ingesteld. En aangezien ik in mijn leven al intensief bezig ben met het verbinden van wetenschap en praktijk lag aansluiten bij de wetenschapscommissie ook voor de hand. Op die manier kan ik ook mindfulness en wetenschap met elkaar verbinden. Helemaal toevallig is het ook niet dat ik in Nederland terechtkwam: in Nederland leeft het thema mindfulness en diversiteit al wat meer dan in Vlaanderen.

– De focus van je onderzoek ligt op thema’s als omgaan met diversiteit, meertaligheid, gelijke kansen, sociale participatie en sociale cohesie. Waar komt die interesse vandaan?

Ik heb politieke wetenschappen gestudeerd, dus de interesse voor het sociale was er al. Via mijn werk bij het ministerie van onderwijs kwamen daar facetten bij als samenleven, gelijke kansen en de rol van taal, dus mijn interesse in de sociolinguïstiek. Dat ik in het tweetalige, of eigenlijk veeltalige, Brussel woon, met mijn uit Guinee afkomstige man en onze twee kinderen, heeft dat zeker versterkt.

– Behalve met diversiteit houd je je ook intensief bezig met mindfulness. Hoe zijn die twee voor jou met elkaar verbonden?

Ik had een intensief leven, altijd druk-druk-druk. Ik begon met mindfulness om rust en evenwicht te vinden. Het viel me op dat de mindfulnesswereld heel homogeen is, terwijl de wereld om mij heen dat helemaal niet was. Ik vroeg me af hoe mindfulness meer ruimte en aandacht kon geven aan diversiteit, op intrapersoonlijk, interpersoonlijk en sociaal niveau. Dat is waar mijn boek over gaat, ‘Mindfulness in Superdiversiteit’. In dat ‘super’ zit een belangrijke ontwikkeling verscholen. In de jaren 70 van de vorige eeuw ontstond een meer diverse samenleving door de komst van de zogenaamde ‘gastarbeiders’; daarbij ging het om enkele groepen, zoals mensen uit Marokko en Turkije. Vanaf de eeuwwisseling veranderde dat, mensen uit de hele wereld kwamen, om uiteenlopende redenen, naar West-Europa en dus ook naar België. Dat was echt een breuk met het verleden, er ontstond diversiteit in de diversiteit. We zijn dus met z’n allen in een samenleving beland die steeds transformeert. Mindfulness kan ons helpen met deze voortdurende sociale verandering om te gaan.

– Je reageerde op de oproep voor aanvulling van de wetenschapscommissie. Waarom voelde je je daartoe geroepen?

Deels hoop ik met de ervaringen en het werk van de wetenschapscommissie en van de taskforce D&I het onderwerp D&I ook in Vlaanderen meer op de kaart te zetten.
Maar mijn motivatie is breder dan dat. Er wordt veel onderzoek gedaan op het gebied van mindfulness. De waarde daarvan groeit als de inzichten ervan worden doorgegeven aan de samenleving, zodat die ermee aan de slag kan gaan. Maar die vertaalslag, dat gebeurt nog veel te weinig. Daar ligt een belangrijke taak voor de wetenschapscommissie.
Daarnaast is veel van het mindfulnessonderzoek kwantitatief, en vooral gericht op medische aspecten, het omgaan met ziekte en pijn. Maar wie zitten er achter die cijfers? Wat ervaren mensen? Ik zou meer kwalitatief onderzoek willen zien en op een breder terrein. Daar wil ik graag met de commissie over nadenken: hoe kunnen we onderzoek verder stimuleren en mensen samenbrengen, bijvoorbeeld om samen een onderzoeksaanvraag in te dienen. Ook het verbinden van onderzoekers met onze leden, mensen uit de praktijk, kan daarbij helpen.
Ik hoop dat we op die twee punten – stimuleren van onderzoek en vertalen van onderzoeksresultaten – met elkaar vooruitgang kunnen boeken. Genoeg werk te doen!

9 maart 2021